Vleermuizen

Deze gedragscode is opgesteld door een werkgroep waarin de volgende organisaties vertegenwoordigd waren:



  • Vereniging voor Zoogdieronderzoek en Zoogdierbescherming (ZVV)
  • Stichting Ir. D.C. van Schaik
  • Studiegroep Onderaardse Kalksteengroeven
  • Natuurhistorische Genootschap in Limburg

Vleermuis in groeve
foto: Ger Wishaupt, Gronoma


GEDRAGSCODE VOOR BEHEER, ONDERZOEK EN RECREATIE IN ONDERAARDSE KALKSTEENGROEVEN IN RELATIE TOT VLEERMUISBESCHERMING EN VLEERMUISONDERZOEK

Het doel van deze gedragscode is afstemming te krijgen van activiteiten van de Studiegroep Onderaardse Kalksteengroeven (SOK) en de Ir. D.C. van Schaïk stichting in mergelgroeven, om onnodige en schadelijke verstoring van vleermuizen en hun habitat te voorkomen. De gedragscode is in eerste instantie opgesteld voor die objecten die in beheer zijn bij de stichting Ir. D.C. van Schaïk. Voor andere typen gebruikers en eigenaren kan de voorliggende gedragscode als voorbeeld dienen. Voor de gedragscode wordt onderscheid gemaakt in drie perioden in het jaar afhankelijk van de jaarcyclus van vleermuizen. Objecten worden ingedeeld op basis van hun belang als winterkwartier voor vleermuizen.

Voor de bescherming van vleermuizen zijn door het jaar drie periodes van belang:


Voorjaar en zomer (1 april tot 1 augustus)


In deze periode is het gebruik van de groeven vrij en gelden nagenoeg geen beperkingen wat betreft vleermuizen en hun habitat. De gebruiker van de groeve is vrij in het organiseren van de volgende activiteiten voor zover de SOK/Ir. D.C. van Schaïk doelstellingen dit toelaten: onderzoek, recreatief berglopen, educatieve excursies, beheermaatregelen, onderhoud, PR, et cetera. Verslechtering van de habitat mag echter in deze periode niet gebeuren. Hieronder wordt verstaan:

  • Vuur stoken.
  • Ingangen en doorgangen hermetisch dichtmaken.
  • Luchtcirculatie verstoren en andere verslechteringen van het groevenklimaat aanbrengen.
  • Water-, lucht- of omgevingsvervuiling aanbrengen.

Vooral in de voorjaar aan het einde van de winterslaapperiode (1 april-15 mei) kunnen nog vleermuizen, zoals ingekorven vleermuizen, in winterslaap zijn in de groeve. Werkzaamheden in deze periode dienen vooraf besproken te worden met een vleermuisadviseur. Deze locaties dienen bij werkzaamheden ontzien te worden. Indien dit niet mogelijk is kan in het uiterste geval, wanneer de dood van de vleermuizen in het geding is, overwogen worden de vleermuizen onder begeleiding van een vleermuisdeskundige op een verantwoorde manier te verplaatsen.

Najaar (1 augustus tot 1 oktober)


Voor deze periode gelden dezelfde afspraken als de periode "voorjaar en zomer" met één beperking. Deze beperking wordt veroorzaakt doordat de vleermuizen in deze periode op zoek zijn naar een locatie voor de winterslaap en paring.

Kleinschalige activiteiten zoals onderzoek, berglopen, excursies, et cetera zijn in deze periode niet belastend en kunnen zonder problemen doorgang vinden.

Ingrijpende activiteiten zoals graafwerkzaamheden, ingang en/of poorten veranderen, plafond- of pilaarwerkzaamheden worden vermeden. Deze kunnen verstorend voor de vleermuizen werken en dienen in de periode "voorjaar en zomer" uitgevoerd te worden.

Er wordt onderscheid gemaakt in twee categorieën groeven die verschillen in de lengte van de periode waarvoor de beperking geldt (zie bijlage):

  • 1. 1 augustus tot 1 oktober: groeven van categorie 1 en 2 waar relatief veel vleermuizen overwinteren, zeldzame of bedreigde vleermuissoorten of waarvan niet bekend is hoe de vleermuisstand is
  • 2. 1 september tot 1 oktober: groeven van categorie 3 waar relatief weinig vleermuizen of geen zeldzame of bedreigde soorten overwinteren.

Winter (1 oktober tot 1 april)


In deze periode zijn de vleermuizen in winterslaap. Om de vleermuizen en hun habitat zo weinig mogelijk te storen dienen bezoeken, onderzoeken, werkzaamheden en andere activiteiten zoveel mogelijk in het voorjaar, de zomer of het najaar plaats te laten vinden. De activiteiten die toch in deze periode plaats vinden, dienen te voldoen aan de volgende regels:

  • Bezoekers dienen bij voorkeur "koude" verlichting te dragen. Elektrische lampen vallen daaronder.
  • Petroleumvergassers, Camping-gaz, Carbid, et cetera kunnen tot een maximum van 1 per groep meegenomen worden.
  • De groepsgrootte is maximaal 6 personen. Grotere groepen alleen in overleg met de beheerder. Het is mogelijk om met meerdere groepen in een groeve te zijn, afhankelijk van de grootte van de groeve.
  • Plaatsen waar vleermuizen hangen worden zoveel mogelijk ontzien. Vooral de ingangspartijen zijn bijzonder gevoelig voor verstoring en dienen ontzien te worden.
  • Bij risicovolle activiteiten zoals grootschalige PR-activiteiten dient vooraf overleg gepleegd te worden met een vleermuisadviseur van VZZ of NHGL/ZWG.
  • Er geldt een algeheel rookverbod in de groeves.

Behalve de hierboven beschreven regels, gelden voor de winter-activiteiten de volgende afspraken:

  • Onderzoek
    • Onderzoeken dienen vooraf besproken te zijn met een adviseur vleermuizen.
    • Voor het onderzoek dient vooraf ontheffing te zijn verkregen van LNV in het kader van de Flora en Fauna wet.
    • Voorbeelden: vleermuistellingen, klimaatonderzoek, etc.
  • Recreatief berglopen (hier valt ook PR onder). Onderscheid wordt gemaakt in 3 categorieën (zie bijlage 1).
    • Categorie 1, de extra gevoelige groeve: Maximaal 1 bezoek gemiddeld per maand.
    • Categorie 2, overige groeven: Maximaal 1 bezoek per gemiddeld twee weken.
    • Categorie 3 groeve: Maximaal 1 bezoek per gemiddeld twee weken.
  • Beheer
    • Beheerder controleert de groeve eens per twee weken met een vluchtig bezoek.
    • Beheerder heeft altijd toegang tot de groeve voor beheerwerkzaamheden.
    • Voorbeelden: Noodreparatie aan poort, vervangen slot na inbraak. Controle van de groeve na inbraak, et cetera.
  • Onderhoud:
    • Deze werkzaamheden dienen in het voorjaar, de zomer of in het najaar plaats te vinden. Hier vallen ook werkzaamheden onder aan de buitenzijde van de ingang van een groeve die klimaat wijzigingen tot gevolg kunnen hebben in het object, zoals het opengraven van ingangspartijen.

Groeven die extra gevoelig zijn voor verstoring van vleermuizen zullen speciaal ontzien worden Hierbij valt te denken aan:

  • Groeven met lage gangen
  • Groeven met een gunstig overwinteringsklimaat
  • Groeven waar relatief veel vleermuizen overwinteren of vleermuizen geclusterd hangen en/of vleermuizen van een zeldzame of bedreigde soort overwinteren

Aangezien nog niet zoveel bekend is over de effecten van de hierboven vermelde activiteiten op overwinterende vleermuizen, zullen de partijen zich sterk maken om onderzoek hiernaar uit te voeren. De gedragscode kan in de toekomst afhankelijk van nieuwe inzichten met betrekking tot factoren die het gedrag van overwinterende vleermuizen beïnvloeden aangepast worden.

De beheerders van de van Schaïkstichting documenteren alle bezoeken aan de groeven. Dit is noodzakelijk in verband met de beheerwerkzaamheden van de stichting.

Voor overleg en advies over vleermuizen in relatie tot groevenactiviteiten wordt een vleermuisadviseur aangesteld bij de VZZ en/of NHGL. Deze treedt op als contactpersoon voor de groevenbeheerders en overlegt met de telgroepleiders van de vleermuistellingen.

Gebruikte afkortingen:

Vleermuistellingen


De Van Schaïkstichting geeft in principe toestemming voor vleermuistellingen in haar groeven:

  • De tellingcoördinator brengt vóór de tellingen het bestuur van de stichting op de hoogte van het telschema. Ook wordt dan aangegeven welke bijzondere vleermuisonderzoeken lopen.
  • Het bestuur geeft de tellingcoördinator akkoord voor de tellingen en bijbehorende onderzoeken. Hierbij wordt de lijst van groeven en beheerders met adres en telefoonnummer gegeven.
  • De tellingcoördinator neemt contact op met de beheerders en maakt met de beheerders afspraken over de tellingen en de bijzondere onderzoeken.
  • De tellingcoördinator volgt de aanwijzingen van de beheerder. Sommige groeven zijn uit oogpunt van veiligheid gesloten en kunnen daarom niet geteld worden. Andere groeven (of delen daarvan) zijn dermate instabiel, dat een bezoek alleen samen met een beheerder plaats kan vinden.
  • De tellingcoördinator zorgt dat de resultaten van de tellingen in de vorm van kaarten met vleermuislocaties en codering vóór 15 april bij het bestuur van de stichting worden ingediend.
  • De stichting heeft het recht om de telgegevens voor haar publicaties en haar beleidswerkzaamheden te gebruiken met verwijzing naar de eigenaar van de telgegevens. De telgegevens blijven het eigendom van de telleiders.

Groevenlijst

De onderstaande indeling in de categorieën 1 2 en 3, respectievelijk gevoelige (relatief) vleermuisrijke, vleermuisrijke en (relatief) vleermuisarme groeven is vooralsnog alleen toegepast op groeven die zijn geselecteerd in het SOS-project om herstelmaatregelen uit te voeren. Dit is ongeveer 30% van alle mergelgroeven. De groeven in beheer bij de van Schaïk stichting zijn onderstreept en vetgedrukt. Een groot aantal groeven is nog niet ingedeeld (zie categorie nog uit te zoeken objecten), hetgeen in een later stadium zal plaatsvinden.

De beoordeling op vleermuiswaarden heeft plaatsgevonden op basis van de volgende criteria:

  • 0) geen gegevens bekend
  • 1) 1-10 vleermuizen overwinterend
  • 2) meer dan 1 soort overwinterend
  • 3) 11-50 vleermuizen overwinterend
  • 4) > 50 vleermuizen overwinterend
  • 5) 1 of meer van de navolgende soorten van de Rode lijst en Habitatrichtlijn overwinterend: Grote hoefijzerneus, Kleine hoefijzerneus, Ingekorven vleermuis, Bechstein's vleermuis, Vale vleermuis, Meervleermuis, Brandt's vleermuis, Franjestaart, Mopsvleermuis en Grijze grootoorvleermuis).

Er is zoveel mogelijk uitgegaan van gegevens van recente wintertellingen vleermuizen, voorzover voorhanden, van de afgelopen 10 jaar. Indien deze niet voorhanden waren zijn oude telgegevens gebruikt vanaf 1980.

Voor ieder criterium krijgt een object 1 punt, waarbij een object waar vleermuizen zijn aangetroffen altijd scoort op criterium 1, indien het aantal vleermuizen groter is dan 11 ook altijd scoort op criterium 3 en indien het aantal vleermuizen groter is dan 50 ook altijd scoort op criterium 4. De maximaal score voor een object is 5 punten, aangezien een object waarvan geen gegevens bekend zijn een score 0 krijgt.

Enkele voorbeelden: een object waar eenmaal een Bechstein's vleermuis overwinterend is aangetroffen, krijgt 2 punten (scoort op criterium 1 en 5). Een object waar 100 vleermuizen overwinteren, verdeeld over drie soorten, waaronder de Ingekorven vleermuis krijgt 5 punten (scoort op criterium 1, 2, 3, 4 en 5). Een object met 45 overwinterende vleermuizen, verdeeld over drie soorten, waaronder de Ingekorven vleermuis, krijgt 4 punten (scoort op criterium 1, 2, 3 en 5). Een object waar 75 watervleermuizen overwinteren krijgt 3 punten (scoort op criterium 1, 3 en 4).

Objecten met een score 3,4 of 5 worden ingedeeld in categorie 1 of 2, (relatief) vleermuisrijke objecten. Objecten met score 0, 1 of 2 worden ingedeeld in categorie 3 (relatief) vleermuisarme objecten. Mergelgroeven (ingangen) waarvan niet bekend is of er vleermuizen overwinteren, aangezien ze nooit zijn gecontroleerd, maar waarvoor dit wel waarschijnlijk is, zijn ingedeeld bij de categorie 3 objecten.

De onderverdeling in categorie 1 en 2 groeven heeft als basis de gevoeligheid voor bezoek. Voor werkzaamheden gelden de strenge regels, voor bezoeken worden ze opgesplitst in de extra gevoelige groeven (Categorie 1) en de normale of overige groeven (Categorie 2). In de minder gevoelige groeven (Categorie 2) gelden dan voor de activiteiten recreatief/berglopen, onderzoek en PR minder 'zware criteria' dan voor het beheer- en onderhoudswerk.

Dit leidt dan tot de volgende indeling:

Categorieen

Beschrijving

Score

Categorie 1 en 2

vleermuisrijke objecten

3 t/m 5

Categorie 3

vleermuisarme objecten

0 t/m 2

Categorie nog uit te zoeken

 

alle overige objecten

De methode die nu gebruikt is, is een eenvoudige aanpak om te komen tot een indeling in objecten op basis van vleermuiswaarden. Deze zou eventueel nog verder uitgewerkt kunnen worden waarbij bijvoorbeeld ook rekening gehouden wordt met het aantal jaren dat vleermuizen er hebben overwinterd. Zo zou met gemiddelden gewerkt kunnen worden over vaste perioden. Bijvoorbeeld: het gemiddeld aantal vleermuizen per jaar aangetroffen in de periode 1986-2003, een tweede soort telt pas mee als deze in 10 jaar tijd in minimaal 3 jaar overwinterend is aangetroffen. Ook kunnen soorten nog apart scoren, et cetera. Dit vereist nader onderzoek.

De groeven van de Stichting Ir. D.C. van Schaïk zijn als volgt ingedeeld:

  • Categorie 1
    • Apostelgroeve
    • Fallenberg
    • Gewandgroeve
    • Heiberggroeve
    • Groeve de Keel
    • Vuursteenmijnen Rijckholt
    • Roothergroeve
    • Scheuldergroeve
    • Theunisgroeve
  • Categorie 2
    • Keldertjes Slavante
  • Categorie 3
    • -